De oude Grieken en Romeinen hadden ze al en later ook de Vikingen. Koloniën. Koopmannen voeren met hun schepen over zee om met andere landen handel te drijven. Langs de route richtten ze handelsposten op. Dat waren plekken waar ze hun koopwaar konden opslaan en waar ze konden overnachten. Veel mensen bleven er later wonen en werken. Daardoor veranderden de handelsposten langzaam in koloniën. Wanneer mensen in een ander land een kolonie stichten, noem je dat koloniseren.
Ontdekkingsreizen
In 1492 vertrok de ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus voor het eerst met zijn schip. Om in Azië te komen, moest je helemaal om Afrika heen reizen. Dat was een grote omweg. Columbus had hier een oplossing voor bedacht. 'Misschien kan ik wel helpen', zei hij tegen de Spaanse koning. 'Ik weet een kortere weg om in Azië te komen. Geef me een schip en ik vaar naar het westen. De aarde is rond, dus dan kom ik vanzelf weer in het oosten uit.' En zo gebeurde het. Columbus voer de Atlantische Oceaan over naar het westen. Hij zag een land dat heel groot was. Dat is vast en zeker Indië, dacht hij, maar hij was helemaal niet in Azië aangekomen. Columbus had heel toevallig Amerika ontdekt!
Na een paar maanden voer hij terug naar Spanje. In het ruim van zijn schip had hij allerlei planten meegenomen – die ze in Spanje nog niet kenden – zoals pompoenen, maïs en cacao. Voor de mensen in Europa was dat allemaal heel bijzonder. De spannende verhalen over de ontdekking van Columbus gingen als een lopend vuurtje. De Portugezen hoorden er ook van. Daarom gingen Spaanse èn Portugese handelaren kijken of ze in Amerika geld konden verdienen. Dat was het geval. De grond was er vruchtbaar en er bleek zelfs goud en zilver in de bodem te zitten!
Indianen
Toen Columbus 'Amerika' ontdekte, woonden er al wel mensen. De oorspronkelijke bewoners van 'Amerika' noemde hij Indianen. Doordat de Europeanen geweren hadden, konden de Indianen hen niet tegen houden. Zij vochten zelf met pijl en boog.
1492, aankomst Columbus op een eiland die hij San Salvador noemt.
De gebieden in Zuid-Amerika werden vooral door de Spanjaarden en Portugezen veroverd. Dit werden hun koloniën. De Spanjaarden en Portugezen lieten mijnen bouwen om het goud en zilver uit de grond te halen. Ook legden ze plantages aan. De Indianen moesten als slaven in de mijnen en op de plantages werken. Veel Indianen stierven door dit zware werk. Ook werden er Indianen vermoord door de kolonisten. Anderen stierven weer door besmettelijke ziekten die de Europeanen met zich meebrachten, zoals aan de mazelen en waterpokken.
Nederlandse koloniën
In de zeventiende en achttiende eeuw voeren veel Europese handelsschepen naar Azië. Daar haalden ze kostbare specerijen om thuis te verkopen. Ook de Nederlanders maakten ontdekkingsreizen en stichtten handelsposten en koloniën. Langs de Middellandse Zee, in Afrika, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, maar vooral in Azië. Daar groeiden kostbare specerijen waar ze veel geld mee konden verdienen. De reizen naar Azië duurden heel lang, vaak wel een half jaar! Op het zuidelijkste puntje van Afrika, Kaap de Goede Hoop, hielden ze pauze. Dan mocht iedereen een paar dagen van het schip af en werd er vers eten en drinken ingeslagen. Sommige mensen bleven in Zuid-Afrika wonen en begonnen er een boerenbedrijfje.
Omdat de reizen naar Azië erg lang waren en veel geld kostten, richtten ze in 1602 een club op: De Verenigde Oost-Indische Compagnie, afgekort: de VOC. De koopmannen van de VOC kochten samen schepen, wapens en bemanning. Samen stonden ze veel sterker. Ze konden elkaar helpen als het nodig was.
De retourschepen van de VOC liggen klaar om terug naar Nederland te gaan.
Nederland wilde het alleenrecht op de handel in deze specerijen. Daarom stichtten ze in de negentiende eeuw in Azië de kolonie Nederlands-Indië, dat nu Indonesië heet, maar dat was een ander soort kolonie. De handelaren voeren er eerst alleen met hun schepen naartoe om peper en andere oosterse specerijen in te kopen. Maar ze gingen er steeds meer de baas spelen over de mensen die er woonden. Dat was omdat ze veel geld aan de kolonie wilden verdienen. Ze legden plantages aan waar koffie en tabak verbouwd werden. De Indiërs moesten er heel hard werken en kregen er maar weinig voor terug. Nederlandse kooplui zijn vaak heel rijk geworden van de handel in de koloniën. Andere koloniën van Nederland waren Ceylon (nu Sri Lanka) Nederlands-Brazilië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
Het einde van de koloniale tijd
In de twintigste eeuw wilden veel oorspronkelijke bewoners van de koloniën weer baas in hun eigen land zijn. Ze kwamen in opstand tegen de kolonisten en soms kwam er zelfs oorlog. Het heeft nog lang geduurd voordat de Europese landen hun koloniën wilden opgeven. Rond 1950 waren dan toch bijna alle koloniën afgeschaft. Mensen mochten nu zelf weer beslissen hoe ze wilden leven en wie het land mocht besturen. In Noord-Amerika en Zuid-Amerika was het anders. Er leefden nog maar heel weinig indianen, bijna de gehele bevolking bestond uit afstammelingen van de Europese kolonisten.
Veel mensen uit de koloniën gingen wonen in de Europese landen waardoor ze vroeger gekoloniseerd waren. In deze landen waren de scholen vaak beter en konden ze gemakkelijker werk vinden. In Nederland wonen daarom bijvoorbeeld veel Indonesiërs, Surinamers en Antillianen. De verschillende landen namen door de jaren heen gewoontes en gebruiken van elkaar over. Zo komt het dat er in Zuid-Afrika nog steeds een taal wordt gesproken die erg lijkt op het Nederlands, het Afrikaans. In Nederland kennen we Indonesische gerechten, zoals nasi en saté.